zondag 9 maart 2008

Burnout breidt zich uit!

Nieuwe beroepsgroepen "aangetast"
We zien de laatste 15 jaar een verschuiving in het voorkomen van burnout. Waren het voorheen de klassieke dienstverlenende "softe" beroepen, we zien nu met name in grote organisaties dat ook personeel met een administratief of technisch beroep burnout raken. De vraag is dan natuurlijk waar dat mee te maken kan hebben?

De wereld wordt kleiner, de concurrentie groter
Met de opkomst van de globalisering en de explosieve groei van de (informatie)technologie zien we dat bedrijven zich omringd weten door meer en meer concurrenten. Vele bedrijven vertonen daarop zeer klassiek gedrag: ze proberen de kosten te verlagen en de productiviteit per medewerker te verhogen. Dat laatste doen bedrijven en instellingen vaak erg kort door de bocht. Ze vragen meer resultaten, meer producten per medewerker, zonder dat ze veel investeren in werkwijzes om dit ook mogelijk te maken. Bijna iedere werknemer van een groot bedrijf kan vertellen dat er meer van hem gevraagd wordt dan 20 jaar geleden. Kortom, de werkdruk is flink gestegen over de hele linie. Dat meer en meer werknemers dit niet bijhouden en burnout raken is alleen daarom al niet verwonderlijk.

Het werk verandert van kwaliteit
Daarnaast zijn intermenselijke relaties en processen steeds belangrijker geworden op de werkvloer. In bedrijven hanteert men nu vaker het begrip "interne" klant. Oftewel, er is een andere beroepsgroep of afdeling die op de resultaten van jouw werk zit te wachten, om zelf weer wat te kunnen presteren. Als je de interne relaties in een bedrijf dus zo definieert, moet je verwachten dat je je medewerkers in een soort permanente "onderhandelingssituatie" plaatst. En daar schuiven we dan naadloos terug naar het begin van het verhaal: het is het contact met anderen, naast hoge werkdruk, wat de belangrijkste veroorzakende en instandhoudende factor is. Bedrijven en instellingen zouden bij hun personele zorg daar meer aandacht voor mogen hebben dan nu gebeurt.

zondag 2 maart 2008

Werklast of juist te grote inzet?

Vraag en aanbod
Burnout raken heeft duidelijk te maken met een direct contact met anderen waarbij er steeds een afhankelijkheidsrelatie is. Die "ander" wil iets van de "professional", of die professional nu een advocaat, een groepsleider, een verpleger of een maatschappelijk werker is. De professional op zijn beurt voelt zich aangesproken en gaat aan het werk om de "klant" genoegdoening te geven. Tot zover niets aan de hand, de wetten van vraag en aanbod zouden hier hun werk moeten doen, zou je denken.

Inzet
De omgang en de relaties tussen de mensen zijn nu eenmaal niet zo simpel als je zou denken. Elke klant is anders en niemand mag verwaarloosd worden. En, vergeet niet, juist in de mate waarin je je best doet voor je klant(en) kun je laten zien aan jezelf, aan collega's, familie van klanten, klanten zelf en wellicht je werkgever, wat een goede ... (advocaat etc.) je wel niet bent.
Hoe harder je je best evenwel doet, hoe groter ook je emotionele betrokkenheid. De klant communiceert een bepaalde behoefte, een soort tekortkoming en de professional gaat daarop in. Of het nu lukt om de vraag feitelijk te beantwoorden of niet, bij de volgende ontmoeting zal de professional in ieder geval erg zijn best doen om over het voetlicht te brengen dat hij er alles aan gedaan heeft. Een vicieuze cirkel van onoplosbare vragen (klant) en daaropvolgend weggegooide energie (professional) kan bijzonder makkelijk ontstaan. Over de uiteindelijke gevolgen voor de psychische conditie van de hulpverlener hoeven we het wel niet te hebben.

Kwetsbare beroepen
Nu we het er toch over hebben: het boven geschetste communicatieve patroon van het besteden van mentale energie komt natuurlijk in sommige beroepsgroepen meer voor als in andere. Ik noem eens even: verplegers, groepsleiders, maatschappelijk werkers, geestelijk verzorgers, advocaten, leraren, psychologen. Opvallend afwezig in dit rijtje zijn de artsen, althans in mijn ervaring raken die zelden of nooit burnout. Hun beroepscode schrijft hen zeer dwingend voor altijd door te sjouwen en hun opleiding is er kennelijk beter op gericht de valkuil van een te grote emotionele betrokkenheid te vermijden.

maandag 11 februari 2008

Maslach

MBI
Ik sprak al eerder over de MBI, de Maslach Burnout Inventory, het algemeen erkende meetinstrument inzake burnout. Het is een lijst van nog geen 30 vragen die over drie onderwerpen of dimensies iets zeggen:

Emotionele uitputting
Dit heeft betrekking op het gevoel helemaal leeg te zijn vanwege het werken met anderen. We zagen dat burnout aanvankelijk beschreven werd als behorend bij verzorgende beroepen, nog steeds het meest bekende onderdeel van het burnout-zijn.

Depersonalisatie
Oftewel men heeft een cynische en afstandelijke houding ontwikkeld naar de mensen toe met wie men werkt. Het geloof in de ander is op en je ziet dat niet gauw meer terug komen.

Verminderde persoonlijke bekwaamheid
Je twijfelt sterk aan je eigen competenties, je denkt dat je er niets meer van bakt, je kunt niet goed meer met je patienten, leerlingen etc. om gaan.

Betrokkenheid en meer
Vreemd genoeg komt betrokkenheid hier niet in voor, terwijl dat juist het begrip lijkt te zijn waar alles om draait. Immers, een overmaat aan betrokkenheid is normaal gesproken de eerste stap in het burnout geraken. Dit is vooral voer voor de wetenschappers, die psychologische meetinstrumenten ontwerpen. Merkwaardig is ook dat de MBI gezien wordt als het meetinstrument maar dat er nu ook onderzoekers zijn die betogen dat het wezen van burnout juist zit in de combinatie van uitputting en emotionele distantie. Dan zou burnout dus geen drie, maar slechts twee dimensies kennen. De essentie van burnout zou dan zijn dat er een gebrek aan handelingsvermogen is, gecombineerd met een gebrek aan motivatie. Oftewel: bij burnout denken we aan een energetisch en een motivationeel aspect, wat behandeling eigenlijk wel vereenvoudigt.

donderdag 7 februari 2008

Betrokkenheid, vloek of zegen?

Emotioneel zwaar werk
Een erkende en bekende oorzaak in het opbouwen van burnout. Sommige beroepen, onderwijs, verpleging e.d. vragen kennelijk een meer als normale persoonlijke betrokkenheid bij de leerlingen of patiƫnten. We kunnen ook zeggen dat deze beroepen die betrokkenheid juist uitlokken. Binnen de beroepsgroep wordt vaak beleden dat zonder inzet en betrokkenheid je geen goede onderwijzer, verpleger of noem maar op kunt zijn. De perspectieven waaronder je je beroep moet uitoefenen zijn aldus onuitgesproken maar zeer duidelijk aanwezig en van een morele waardering voorzien. Jonge beroepsbeoefenaren gaan zich zeer makkelijk naar dit impliciete ideaalbeeld gedragen. Je bent jong en je houdt dat makkelijk een paar jaar vol. Maar, ga er maar eens aan staan, geven, geven en nog eens geven zonder terug te krijgen.

De zogenaamde professionele instelling
Je kunt dus als beroepsbeoefenaar makkelijk klem komen te zitten. Om het nog wat erger te maken wordt ons zo de laatste 10 of 20 jaar geleerd dat we ons moeten gedragen als "echte" professionals. Deze "echte" professional is al net zo'n verzinsel als de verplichte inzet die je zogezegd moet betonen. De impliciete veronderstelling achter deze professional is dat iemand in staat moet zijn 8 uur daags zich emotioneel helemaal te leeg te werken voor de leerlingen, patienten etc. Vervolgens moet hij ook in staat zijn om, liefst na een beetje overwerk, de deur achter zich dicht te trekken om zich van de ene minuut op de andere nergens meer druk over te maken.

Dilemmas
Helaas is er geen enkele school of opleiding ter wereld die ons leert hoe dat moet, je emoties op commando afsluiten. Als je dus blijft geloven en handelen zoals je dat steeds deed en je niet van de impliciete paradoxen bewust wordt waarin je jezelf misschien wel steeds verder verstrikt, kun je natuurlijk heel makkelijk burnout geraken, eenvoudigweg omdat je voor jezelf geen uitweg meer kunt onderscheiden.

Hoe lossen we dat nou op?
Wat natuurlijk enorm helpt is dat je je werkelijk bewust wordt van je eigen situatie. Als je voor jezelf kunt benoemen dat je je laat leiden door impliciete, onuitgesproken wetmatigheden, in plaats van de clausules uit je arbeidscontract, ben je al een heel eind verder. Om zo ver te komen moet je in ieder geval uitgebreid in gesprek gaan met lotgenoten of wellicht hulpverleners. Het is bekend dat het nu eenmaal niet eenvoudig is om helemaal op eigen kracht die impliciete wetmatigheden te leren zien en te begrijpen wat hun invloed is.

zondag 27 januari 2008

Een beetje geschiedenis

Een jong syndroom
Het burnout syndroom is als erkende psychische ziekte nogal jong. Voor WO2 lijkt het eenvoudigweg niet bestaan te hebben. In de literatuur vinden we dan opeens een boek van Graham Greene, “A Burnt Out Case” waarin een hoofdpersoon figureert die volledig gedesillusioneerd en cynisch met zijn westerse bestaan afrekent.

Freudenberger
Later beschrijft Freudenberger in 1969 voor het eerst dat hulpverleners in de drugsscene binnen de kortste keren verworden van idealisten tot onverschillige en afstandelijke functionarissen die bovendien meer als gemiddeld last hadden van allerlei kwaaltjes: slapeloosheid, achterdocht, hoofdpijn e.d. Opvallend is verder dat, toen hij voor het eerst de term “burnout” gebruikte, hij daar direct respons op kreeg, het woord werd makkelijk herkend voor de mentale staat die het aanduidde. Freudenberger zelf beschreef vele gevallen en benadrukte dat het steeds sterk betrokken mensen waren die het beste van zichzelf gegeven hadden vanuit een grote betrokkenheid met hun opdracht. Op die manier burnout raken betekende in ieder geval dat je heel veel gedaan had met de beste bedoelingen en kon dus zelfs een soort verontschuldiging opleveren.

Maslach
De andere grote naam in het onderzoek naar burnout is Christina Maslach, een Amerikaanse psychologe die vooral bezig is geweest met het meetbaar en dus inzichtelijk maken van het verschijnsel. Ze ontwierp daartoe de zg. Maslach Burnout Inventory, een vragenlijst die internationaal gezien wordt toonaangevend. In het Nederlands is er een vertaling van deze vragenlijst in gebruik, de zg. UBOS (Utrechtse Burn Out Schaal)

zondag 20 januari 2008

Aangeleerde hulploosheid

Dierexperimenten
Rond de tijd dat in de jaren ‘70 het begrip burnout voor het eerst beschreven werd, deed een Amerikaanse psycholoog, Seligman, een aantal dierexperimenten die vandaag op heden sterk zouden worden afgekeurd door de Partij voor de Dieren. Ze kwamen, kort samengevat hierop neer:

Aangeleerde hulploosheid
Honden werden opgesloten in een hok en kregen in een onvoorspelbaar ritme, zachte elektrische schokken toegediend. Uiteraard probeerden ze aan hun situatie te ontsnappen maar als ze eenmaal het onvermijdelijke van hun situatie hadden geleerd gingen ze zich daar ook naar gedragen. Ze werden apathisch, legden zich op de grond en begonnen te kermen. Kortom, ze vervielen tot een toestand die we berustend, apathisch, hopeloos of zelfs depressief zouden kunnen noemen. In een later stadium kregen ze wel de kans om te ontsnappen doordat ze fysiek de mogelijkheid kregen uit de kooi te ontsnappen. Het bleek dat ze daar geen gebruik meer van (konden?) maken, omdat ze kennelijk geleerd hadden dat, wat ze ook deden, het toch allemaal geen effect meer had. Seligman noemde deze conditie “aangeleerde hulpeloosheid”

Aangeleerd optimisme
Een andere groep honden had daarentegen van begin af aan de ontsnappingsmogelijkheid wel gehad. Deze slaagden er steeds in, als ze ‘geschokt” werden, te gaan ontsnappen en bleven dus, als het ware, optimistisch. Ze hadden geleerd dat initiatief beloond wordt.

Parallel met burnout
De parallel met het burnout worden zal u niet ontgaan. Ook mensen kunnen, zeker in hun beroepsleven, in situaties komen, waarin ze merken dat, wat ze ook proberen, hun situatie niet verbeterd. Tegelijkertijd zorgt de loonafhankelijkheid ervoor dat ze menen geen keus te hebben.

zaterdag 19 januari 2008

Persoonlijkheid?

Het inzicht groeit meer en meer binnen de studie van burnout dat sommige persoonskenmerken op de een of andere manier een verhoogd risico op burnout met zich meebrengen.

Perfectionisme
is er daar een van. Denk u maar eens in dat u van zichzelf vindt dat alles wat u doet liefst voor 110% goed moet zijn en leef daar dan maar eens naar. U zult weinig vrije tijd over houden, u zult vaak teleurgesteld raken in uzelf en dik kans dat in uw omgeving niemand uw goede bedoelingen en inspanningen in de gaten heeft. Denk u vervolgens eens in dat u de zaken al 20 jaar zo aanpakt, wat dat voor energie gekost heeft en wat dat u opgebracht heeft. Voelt u de uitputting al toeslaan? Als ik daar op het spreekuur eens op doorvraag zeggen veel klienten dat achter dat perfectionisme nog wat anders zit. Dergelijke perfectionisten blijken vaak gevoelig voor

Sociale perspectieven.
Een duur woord, jawel. Ik leg dat meestal uit door het stellen van de vraag: "Kijkt u vaak naar u zelf door de ogen van een ander?" Oftewel, zit u voortdurend te denken: "Wat zal die en die daar wel niet van zeggen?" Als dat voor u inderdaad een sterk motief is, als u inderdaad uw doen en laten sterk (mede) laat bepalen door dergelijke overwegingen, dan is de kans natuurlijk groot dat u tegen uw eigen idee ingaat. Ook dan is de kans weer groot dat u uw energie niet goed gebruikt. Af en toe niet erg, we doen het allemaal wel eens, maar als dat een levenslang uitputtend gedragspatroon oplevert kan het u natuurlijk vroeger of later lelijk opbreken