dinsdag 4 december 2007

Arbeidsethos?

Arbeidsethos
"Arbeidsethos" zou een sterke relatie hebben met burnout! Jawel, een mooi woord, maar wat betekent het nu eigenlijk precies? Ethos heeft volgens het woordenboek betrekking op moraliteit, een levensprincipe- of beginsel. Arbeidsethos, oftewel werk als datgene waar je je hele leven aan ophangt. Mensen die aldus een hoog "arbeidsethos" hebben, zouden daarmee vatbaarder zijn voor burn-out.

Verveling? Of toch iets anders?
Wel, het valt al nauwelijks te ontkennen. Iemand die heel onverschillig staat tegenover zijn werk zal niet gauw opgebrand raken, laten we wel wezen. In de vroegere, "klassieke" grote productiebedrijven, verveelden de arbeiders zich misschien wel te pletter aan de lopende band maar ze raakten niet burnout. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de aard van het product. Een voorwerp, bv. een fiets, hoeveel kunde er ook in gestopt is, zal bij massale productie nooit een overgrote betrokkenheid oproepen. Het is dan ook niet voor niets dat het verschijnsel burnout voor het eerst beschreven werd als een soort beroepsziekte, optredend bij die werkers die veel met andere mensen werkten, pogend iets te verbeteren aan het lot van die ander: onderwijzers, verplegers, maatschappelijk werkers en noem maar op. Op het moment dat duidelijk wordt dat alle goedbedoelde inspanningen relatief zijn, kan burnout dan toeslaan, zeker als je bijzonder veel belang hecht aan je werk.

Waarden & normen!
Onze westerse samenleving wordt verder impliciet beheerst door een aantal vooronderstellingen, Balkenende spreekt dan van normen en waarden. Een van de allersterkste vooronderstellingen is dat je moet werken, liefst een beetje hard, om aan de kost te komen, dat dat het menselijk lot is en dat diegene die daar niet aan meedoet, eigenlijk nergens recht op mag doen gelden. We zien dat in oude Bijbelse uitdrukkingen: "In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen" die vroeger nogal eens graag als verontschuldiging voor uitbuiting uit de kast werden getrokken. In de moderne tijd zien we dat in de afgunstige pogingen om de verzorgingsstaat zogenaamd onbetaalbaar te verklaren en alle zwakken en dwazen een soort werkverplichting in de maag te splitsen. Hoe dan ook, deze toch wijd verbreide arbeidsmoraliteit heeft zijn uitwerking op het functioneren van menigeen. Mensen menen al snel dat werken en niet genieten het hoogste goed is.

Wat ben jij?
We zien dat ook terug als twee mensen elkaar leren kennen. "Wat ben je?" is steevast een van de eerste vragen waarop men geheid als antwoord het beroep opgeeft. Ikzelf doe daar overigens ook aan mee want ik zal altijd antwoorden: "Ik ben psycholoog". Echter, ik zou net zo goed kunnen antwoorden: "Ik ben echtgenoot...vader, oud-leerling van het Bonaventuralyceum, voormalig linkshandige basketballspeler, fan van de muziek van The Who..." en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met het geven van antwoorden. Iedereen kan zichzelf zo moeiteloos op tientallen manieren benoemen en toch kiezen we altijd voor die ene manier, het beroep.

Ben ik mijn beroep?
We vinden dus de beroepsuitoefening belangrijk, zo belangrijk zelfs dat als we ervaren dat onze verwachtingen hieromtrent niet uitkomen, we in een diep dal kunnen geraken. En nu kan je beroep wel datgene zijn wat je denkt ook zelf te zijn, maar er is natuurlijk ook een heel andere manier om tegen werk aan te kijken. In wezen is werk alleen maar iets wat voortkomt uit de overeenkomst die je met de baas hebt afgesloten waarbij je afspreekt dat je een bepaald aantal uren van je leven ter beschikking stelt van de baas (hij mag immers vertellen wat je in die tijd precies gaat doen) in ruil voor geld. Niet meer en ook niet minder. Zo beschouwd is er in ieder geval niet al te veel reden om burnout te geraken.