zondag 30 maart 2008

Wat doet de baas je aan?

Multi-disciplinair
Vorige week schreef ik dat een effectieve behandeling van burn-out altijd multi-disciplinair is. Een probleem met meerdere facetten dient ook op al die facetten aangepakt te worden. Wat toen niet ter sprake is gekomen is dat er heel vaak sprake kan zijn van een stevige mismatch tussen iemand's persoonlijke eigenschappen, verwachtingen en taakinvulling en de al dan niet impliciete verwachtingen die de werkomgeving heeft van de collega/werknemer. Als het burnout raken een relatie heeft met het moeten functioneren in een (grote) organisatie dan zal ook dat in de behandeling aandacht moeten krijgen.

Maar liefst 6 mogelijke verschillende factoren
Christina Maslach heeft een en ander al heel goed geformuleerd in haar boek: "The truth about burnout". Ze beschrijft het proces als volgt:
Een te grote werklast is bijna altijd het begin van burnout te raken. Iedereen heeft het altijd druk, druk, druk en onder budgettaire druk is modern management altijd doende met manieren te verzinnen om de mensen meer werk te laten doen in dezelfde hoeveelheid uren.
Dat leidt vanzelf tot de situatie dat de werknemers menen geen controle meer te hebben over hun werksituatie. Een volgende stap is dan dat je al heel snel gaat denken dat je toch wel heel slecht betaald wordt voor al je inspanningen en alle kopzorgen die de baas je er gratis bijbezorgt. Als je eenmaal op weg bent om zo te gaan denken kom je er al snel bij uit dat je aan het werk bent in een bijzonder oneerlijk systeem. Grotere organisaties kenmerken zich ook nog eens door een flinke onderlinge competitie. Het gevoel helemaal alleen te staan tussen een groot aantal concurrenten die het niet goed met je voorhebben kan al snel de kop opsteken. Tenslotte ga je steeds meer verschillen zien tussen datgene wat je zelf wilt bereiken in je werk en datgene wat je meent dat de organisatie wil bereiken als werkdoel.

Subjectief of objectief? En wat dan te doen?
De bovenstaande 6 factoren zijn uiteraard allemaal hoogst subjectief, ze maken deel uit van iemand's individuele ervaring. Neemt niet weg dat, als werknemers in een zekere regelmaat door een dergelijk intra-psychisch proces gaan, er wel een andere, meer objectiveerbare en arbeidsgerelateerde werkelijkheid achter moet zitten.
In mijn eigen praktijk bv. kreeg ik in een half jaar tijds veel verwijzingen van groepsleiders van een bepaalde instelling. Toen het klachtenpatroon in regelmaat gerelateerd werd aan bepaalde werkwijzes van die instelling heb ik uiteraard contact gezocht met de betreffende bedrijfsarts teneinde het management op dat patroon te gaan wijzen (overigens die keer helaas met niet al te veel resultaat).

maandag 24 maart 2008

Een veelvoud van mogelijkheden

Een haalbare aanpak
Is burnout nu iets wat makkelijk aan te pakken is of juist niet? Er zijn in ieder geval een groot aantal verschillende aanpakken beschreven en er zal al gauw een methode bijzitten die het voor u goed zal doen. Zo worden er genoemd: psycho-educatie, relaxatie-training, stressmanagement, cognitieve therapie, levensstijlverbetering, assertieve training, training sociale vaardigheden en zelfhulpgroepen. Nu zijn dit niet zonder meer vergelijkbare grootheden. Als de aanvankelijke analyse eenmaal is afgerond kunnen client en hulpverlener samen bepalen welke invalshoek de meest zinvolle lijkt. Overigens zal een beetje therapeut waarschijnlijk niet willen werken met een enkele methode, hij zal gauw streven een mix van diverse vormen aan te bieden. De meest gebruikelijke mix bevat in ieder geval cognitieve aspecten (onderzocht wordt of alles wat je over je situatie denkt, ook echt klopt), wat ontspanningstraining en beschouwingen over iemand's leefstijl.

Effectiviteit
Er wordt druk gestudeerd op de effectiviteit van de verschillende interventies. Waar burnout zo'n jong, maar maatschappelijk juist zeer serieus probleem is, mag je denken dat daar voorlopig het laatste woord nog wel niet over gesproken is. Als client kun je voor jezelf checken of je goed geholpen wordt als de aanpak niet eenzijdig is, maar er meerdere facetten van je probleem aan de orde worden gesteld.

zondag 16 maart 2008

Een kleine oefening

De wondervraag
De nu volgende kleine mentale oefening is een goed voorbeeld van hoe je zelf aktief met je burnout kunt omgaan.
Stel je de volgende situatie voor: Je wordt op een goede ochtend wakker en er is kennelijk een engel bij je langsgeweest. Al je problemen zijn verdwenen, als sneeuw voor de zon. Je voelt jezelf fit en uitgerust, het leven lacht je toe en je hebt zin om weer aan het werk te gaan. De vraag die je je dan vervolgens moet stellen is: Wat is er nu precies veranderd waardoor het nu opeens weer beter is. Als je dan goed gaat nadenken kom je vanzelf uit bij een aantal dingen die je zelf anders bent gaan zien of doen. Het is verder aan te bevelen deze oefening meerdere malen te herhalen, waarschijnlijk kom je niet in een keer tot al je inzichten.

Een mooi voorbeeld
In mijn praktijk maak ik uiteraard ook wel gebruik van dergelijke vraagjes. Een van mijn klanten was serieus burnout geraakt, maar dat had in zijn geval niet speciaal met werklast te maken maar meer met wat hij zichzelf allemaal oplegde. Ik leerde hem kennen als een mentaal hoogst actieve man, die voortdurend nieuwe ideeën had en die door het uitwerken daarvan zeer in beslag genomen kon worden. Niet alles werd uiteraard succesvol en op een gegeven moment sloeg burnout toe. Na enkele weken in behandeling, nadat we zijn situatie goed hadden kunnen anslyseren, was hij in staat met de wondervraag te gaan werken.
Mijn klant kwam toen al snel met het inzicht dat hij wat minder impulsief met zijn geesteskinderen moest omgaan. Het krijgen van ideeën stopzetten hoefde uiteraard niet, maar even checken bij collegas en even zelf een paar dagen overdenken, dat kon wel degelijk. Het gaan handelen naar juist dat inzicht vormde vervolgens een belangrijk onderdeel in zijn herstelproces.

zondag 9 maart 2008

Burnout breidt zich uit!

Nieuwe beroepsgroepen "aangetast"
We zien de laatste 15 jaar een verschuiving in het voorkomen van burnout. Waren het voorheen de klassieke dienstverlenende "softe" beroepen, we zien nu met name in grote organisaties dat ook personeel met een administratief of technisch beroep burnout raken. De vraag is dan natuurlijk waar dat mee te maken kan hebben?

De wereld wordt kleiner, de concurrentie groter
Met de opkomst van de globalisering en de explosieve groei van de (informatie)technologie zien we dat bedrijven zich omringd weten door meer en meer concurrenten. Vele bedrijven vertonen daarop zeer klassiek gedrag: ze proberen de kosten te verlagen en de productiviteit per medewerker te verhogen. Dat laatste doen bedrijven en instellingen vaak erg kort door de bocht. Ze vragen meer resultaten, meer producten per medewerker, zonder dat ze veel investeren in werkwijzes om dit ook mogelijk te maken. Bijna iedere werknemer van een groot bedrijf kan vertellen dat er meer van hem gevraagd wordt dan 20 jaar geleden. Kortom, de werkdruk is flink gestegen over de hele linie. Dat meer en meer werknemers dit niet bijhouden en burnout raken is alleen daarom al niet verwonderlijk.

Het werk verandert van kwaliteit
Daarnaast zijn intermenselijke relaties en processen steeds belangrijker geworden op de werkvloer. In bedrijven hanteert men nu vaker het begrip "interne" klant. Oftewel, er is een andere beroepsgroep of afdeling die op de resultaten van jouw werk zit te wachten, om zelf weer wat te kunnen presteren. Als je de interne relaties in een bedrijf dus zo definieert, moet je verwachten dat je je medewerkers in een soort permanente "onderhandelingssituatie" plaatst. En daar schuiven we dan naadloos terug naar het begin van het verhaal: het is het contact met anderen, naast hoge werkdruk, wat de belangrijkste veroorzakende en instandhoudende factor is. Bedrijven en instellingen zouden bij hun personele zorg daar meer aandacht voor mogen hebben dan nu gebeurt.

zondag 2 maart 2008

Werklast of juist te grote inzet?

Vraag en aanbod
Burnout raken heeft duidelijk te maken met een direct contact met anderen waarbij er steeds een afhankelijkheidsrelatie is. Die "ander" wil iets van de "professional", of die professional nu een advocaat, een groepsleider, een verpleger of een maatschappelijk werker is. De professional op zijn beurt voelt zich aangesproken en gaat aan het werk om de "klant" genoegdoening te geven. Tot zover niets aan de hand, de wetten van vraag en aanbod zouden hier hun werk moeten doen, zou je denken.

Inzet
De omgang en de relaties tussen de mensen zijn nu eenmaal niet zo simpel als je zou denken. Elke klant is anders en niemand mag verwaarloosd worden. En, vergeet niet, juist in de mate waarin je je best doet voor je klant(en) kun je laten zien aan jezelf, aan collega's, familie van klanten, klanten zelf en wellicht je werkgever, wat een goede ... (advocaat etc.) je wel niet bent.
Hoe harder je je best evenwel doet, hoe groter ook je emotionele betrokkenheid. De klant communiceert een bepaalde behoefte, een soort tekortkoming en de professional gaat daarop in. Of het nu lukt om de vraag feitelijk te beantwoorden of niet, bij de volgende ontmoeting zal de professional in ieder geval erg zijn best doen om over het voetlicht te brengen dat hij er alles aan gedaan heeft. Een vicieuze cirkel van onoplosbare vragen (klant) en daaropvolgend weggegooide energie (professional) kan bijzonder makkelijk ontstaan. Over de uiteindelijke gevolgen voor de psychische conditie van de hulpverlener hoeven we het wel niet te hebben.

Kwetsbare beroepen
Nu we het er toch over hebben: het boven geschetste communicatieve patroon van het besteden van mentale energie komt natuurlijk in sommige beroepsgroepen meer voor als in andere. Ik noem eens even: verplegers, groepsleiders, maatschappelijk werkers, geestelijk verzorgers, advocaten, leraren, psychologen. Opvallend afwezig in dit rijtje zijn de artsen, althans in mijn ervaring raken die zelden of nooit burnout. Hun beroepscode schrijft hen zeer dwingend voor altijd door te sjouwen en hun opleiding is er kennelijk beter op gericht de valkuil van een te grote emotionele betrokkenheid te vermijden.